Jeannine gaat in gesprek met tante Pauline, de oudere zus van haar moeder. Pauline groeide in de jaren ’40 en ’50 op in Saramacca. Ze vertelt over haar jeugd, de katholieke school waar nonnen haar dagelijks uit de klas haalden om te werken in de waskamer. Met historici onderzoekt Jeannine hoe dit samenhangt met het koloniale beschavingsoffensief na de afschaffing van de slavernij, waarin Afro-Surinaamse cultuur systematisch werd onderdrukt. Langzaam komt ook het taboe rond winti ter sprake: de Afro-Surinaamse spiritualiteit die in de familie aanwezig is, maar waarover decennialang gezwegen moest worden. Wat begint als een gesloten gesprek met tante Pauline, eindigt in de ontdekking van een familiegeheim dat generaties lang werd verborgen.